woensdag 18 maart 2015

Vol is niet vol




Ik nam me vanaf nu heilig voor om niet door een fietser aangereden te worden. Ik schrok me een ongeluk en moest daarna denken aan de toeristen die ik thuis verwenst heb omdat ze plots overstaken. Die fietser kwam uit het niets opgedoemd (zonder licht zelfs, tsss) en kwam bovendien van rechts. Ik wilde niet in Sri Lanka aangereden worden en al helemaal niet door een oud mannetje op een gigantische fiets. Mocht het tot een botsing gekomen zijn, dan was hij er ook niet zonder kleerscheuren vanaf gekomen zijn want hij kwam nauwelijks met z’n voeten tot de pedalen. Een tetanusprik zou ook niet verkeerd zijn. Een schaafwondje van dit roestige barrel zou schadevoller zijn dan een roestige spijker in je voet in Europa. 
De fietsen hier zien eruit alsof ze rechtstreeks uit een Amsterdamse gracht opgevist zijn, maar ze rijden wonderlijk fijn en geluidloos. Ze doen me denken aan de fiets van een collega van mij: een roestig oud lelijk frame met vieze stickers, maar er zitten stiekem goede onderdelen op. Zo blijft ie een onaantrekkelijk object voor dieven en rijd je toch fijn. Hier lijkt het meer een oud frame dat noodgedwongen eindeloos opgelapt wordt. Kan men in Nederland nog wat van leren!

Een andere, iets snellere, vorm van transport is de driewieler. Ook wel tuk-tuk genoemd door de meeste toeristen. Geen enkele Sri Lankaan begrijpt ooit wat je daarmee bedoelt, net als dat "train station" een wazige blik oplevert, maar een railway station alom bekend is. 
In Colombo zijn de meeste tuktuks inmiddels uitgerust met een taximeter, maar op andere plekken is het gissen naar een goede prijs. In Ella zat ik 1 km van het centrum en een gesprek met de tuk-tuk driver ging zo:
“So how much for Nice view guesthouse?”
“I don’t know, how far is?”
“1 km. Two hundred rupee?”
“Nooo, fibe hundred!”
“No only 1 km. Two fipty rupee?”
toen bemoeide een ander zich ermee: “I know that woman from guesthouse, she always tell customer is one km but is three”

Ja dat leek me wel iets voor Kumari om te doen. 

Deze karretjes zijn voor toeristen en de bereiders ervan onderling een grote bron van ergernis. Vijf jaar geleden kregen mijn moeder en ik in India bijna slaande ruzie met een straatverkoper omdat hij er ons van beschuldigde dat we niet van Indiase ananassen zouden houden. Racisten waren we, dat we zijn ananas niet wilden. Dit “What you don’t like Indian pineapple?”-effect is precies wat er in Negombo gebeurt. Toeristen krijgen naar hun hoofd geslingerd dat ze zich te goed voelen om met Sri Lankanen te praten (“Hello madam! Tuktuk? Hello! Madam!”). Toeristen worden vervolgens kwaad omdat zo’n snotblaag in een driewieler hen de les meent te lezen en zo gaat het over en weer. Negombo is een kleine beachtown op een uur rijden van Colombo en 10 minuten van het vliegveld. De toeristen die hier verblijven komen ofwel net uit het vliegtuig en verkeren in een shock, want het reisbureau zei dat er een bountystrand zou zijn! Waardoor ze onbeleefd doen tegen tuktuk-rijders, die in de Lonely Planet ook min of meer als schobbejakken worden aangeduid. Of ze vertrekken net. Drie lange weken van aan het strand liggen, kreeft eten en gin-tonics drinken vergt natuurlijk het uiterste van een mens, waardoor ze het niet meer kunnen opbrengen om beleefd te blijven tegen de tuk-tukrijders in Negombo. 


Tuktuks en fietsen zijn voor korte afstanden. De trein en de bus zijn de wat serieuzere voertuigen. De trein is, mits je een goede plek hebt, meer comfortabel en het uitzicht op sommige routes is werkelijk oogverblindend. De bus vertrekt overal vandaan, gaat overal naartoe, rijdt heel frequent en is een stuk goedkoper. Het nadeel van beide vervoersmiddelen is dat “sorry, vol” niet bestaat. In Colombo Fort stapte ik op de trein voor een ritje naar Galle, wat ongeveer drie uur zou duren. Ik had nog wat viskoekjes kunnen kopen, dus de reis kon beginnen! Bij het instappen kon ik al geen zitplaats vinden, maar vooruit, bij de open deur een beetje naar buiten hangen is ook heel spannend. Wist ik veel dat er nog vier stations in Colombo waren waar de trein zou stoppen. Dat het vrijdagmiddag was had ik al helemaal niet in mijn hoofd. Eén station verder waren we het punt al ver voorbij waarop een Nederlandse intercity vertraging zou oplopen omdat de deuren niet goed dicht konden. Als haringen in een ton zat iedereen tegen elkaar aangeduwd. Evenwichtslussen werden niet gebruikt, want we hielden elkaar in evenwicht. Voor koffertjes, tasjes, lunchtrommeltjes, plastic zakjes en wat men zoal meeneemt naar kantoor was geen ruimte dus die werden -als emmers water tijdens een middeleeuwse brand- doorgegeven en ergens in de trein neergelegd waar nog plaats was. In bagagerekken, bij mensen op schoot, onder stoelen, op tafeltjes. “Hier hou m’n tassie even vast.” Bij elk station riep de eigenaar van een tasje de beschrijving (denk ik) en daar kwam ’t weer naar voren gecrowdsurft. 
Dat deze trein zo vol kon zitten verbaasde mij enigszins. Op het traject Colombo – Kandy waren de tweedeklaskaartjes namelijk uitverkocht (hoe dan?). Met 6 andere toeristen, waaronder een heel schattig oud Frans stelletje met designerkoffers, besloten we om derdeklas kaartjes te kopen. Zeven mensen die elkaar net een half uurtje kenden... Na 2,5 uur in Kandy waren we eerstejaarsstudenten die succesvol een ontgroening hadden ondergaan. We hadden ons geïnstalleerd bij de uitgang en nadat we een dronkenlap hadden opgesloten in de wc werd het toch nog een fijne reis, relatief gezien. 

Morgenochtend vlieg ik naar Madurai in India, dat is wel een next-level voertuig. Ik denk dat ik de ruimte en de frisse lucht voor dat uurtje erg ga waarderen. Het schijnt daar nog warmer te zijn dan hier dus ik ben benieuwd!

Liefs uit Sri Lanka


Bandarawela


Bungeejumpen is er niks bij

Dondre, zuidelijkste puntje van het eiland







1 opmerking:

  1. Ah ik zie al die vervoersmiddelen zo voor me, leuk beschreven! Doet me denken aan de film de lunchbox, we wachten op je Indiase verhalen! Liefs Karin, Elsebeth en Paul

    BeantwoordenVerwijderen